Vijftien
‘Je bent te laat,’ kondigde meneer Martin aan toen de voordeur met een klap openvloog. ‘Mevrouw Geelan heeft een of ander gebraad voor ons achtergelaten en ik heb honger!’
‘O, hemel, het zal de kát toch niet zijn, vader?’ Julia stormde de kamer binnen, knoopte ondertussen haar jas los en gooide die toen neer. ‘Ze háátte die kat. En u ook!’ Ze zakte op haar stoel aan tafel en bekeek het gebraad achterdochtig.
‘Ik haatte die kat absoluut niet,’ verklaarde hij. ‘Ik was degene die het beestje mee naar huis nam – voor jóu, lieverd, om je te troosten.’
‘En dat werkte ook,’ gaf ze toe. ‘Tot hij groot werd. Vader, u moet echt eens toegeven dat u hem niet uit een normaal nest gehaald hebt; u moet hem bij een voorbijkomend circus vandaan hebben, of bij de zigeuners!’ Haar ogen glinsterden ondeugend. ‘Die hebben altijd exotische beesten – leeuwen en dergelijke.’
‘Het was beslist geen leeuw.’
‘Het was beslist geen kat!’ Ze pakte haar vork en prikte voorzichtig in het nog warme vlees. ‘Ze zeggen dat het eigenlijk best lekker is, kat.’
‘Het is geen kat!’ zei hij stellig.
‘Dat zeg ik dus.’ Ze grijnsde en legde de vork weer neer. ‘Maar goed, hoe was uw ochtend, vader?’
‘Eenzaam.’ Hij keek haar doordringend aan. ‘Ik weet dat je niet veel met conventies ophebt, Julia, maar de meeste gezinnen brengen de kerstdagen sámen door.’
Ze knipperde met haar ogen. ‘O, vader, het spijt me. Ik was het helemaal vergeten!’
‘Dat weet ik,’ zei hij streng, maar zijn ogen waren warm van genegenheid. ‘Je zat zeker weer bij dat vod van een krant. Was daar eigenlijk wel iemand, op eerste kerstdag?’
‘John, natuurlijk. Ze zijn bezig met het zetten van zijn artikel over “De Misdaad van Sir Grey en de Verkrachting van de Wet” en u weet hoe hij is: hij moet en zal toezicht houden op elke punt en komma.’
Meneer Martin glimlachte en schonk voor ieder een glas wijn in. ‘Clarendon is een beetje gek geworden van zijn macht, dat valt niet te ontkennen. Nog meer arrestaties?’
‘Te veel om te tellen.’ Julia pakte haar glas. ‘Elke keer dat er een moord plaatsvindt – en u weet hoe vaak dat is – roept hij onmiddellijk een politiemacht op naar dat district te komen en dwingt alle mannen tussen de zestien en zestig mee te doen aan de klopjacht. Als ze weigeren, moeten ze twee jaar naar de gevangenis.’
‘Dat lijkt nogal wreed.’
‘Het is niet alleen wreed.’ Julia’s ogen vlamden van woede. ‘Het is beledigend! En wat nog erger is: nadat hij zijn schurken het district ingestuurd heeft, dwingt hij de dorpelingen alle kosten van hun onderhoud en onderdak te betalen! Dat is belachelijk.’ Ze schudde vol afkeer het hoofd. ‘Niemand mag een wapen dragen zonder speciale vergunning, behalve jachtopzieners en gezinnen die bescherming nodig hebben – lees: Engelsen – dus hoe, vervloekt nog aan toe… Sorry, vader… hoe kunnen de boeren in vredesnaam hun eigen huis beschermen of jagen om hun eigen gezin te voeden?’
‘Ik neem aan dat jij je eigen artikel hierover geschreven hebt, onder je alibi, meneer Freeman?’ Hij hield even op met vlees snijden en trok zijn wenkbrauwen op.
‘Dat komt in de Nation van volgende week.’
‘Jij en meneer Mitchel strijden blijkbaar nek aan nek om het kampioenschap “Engelsen Ergeren”. Geef je bord eens aan, lieverd.’
‘Het ergeren van de Engelsen is een plezierige bijkomstigheid, meer niet. Dit gaat om de Ierse Emancipatie, zoals u heel goed weet.’ Ze nam haar bord weer terug en snoof aan het grauwe vlees. ‘Het is kat, zeg ik u.’
‘Dat is het niet. Neem ook wat aardappels en geef de schaal door.’
‘In elk geval denk ik dat John het zo ongeveer wel gehad heeft bij de Nation.’ Ze liet een paar aardappels op haar bord rollen en prakte ze met haar vork fijn. ‘Duffy en hij doen tegenwoordig niet anders dan ruziemaken. Afschaffing* en nog eens Afschaffing. Duffy zegt dat we langzaam en voorzichtig moeten zijn, John zegt dat we alle voorzichtigheid overboord moeten gooien en aanvallen.’
‘Och heden.’ Meneer Martin kauwde zijn eerste hap gebraden vlees langdurig en er verscheen een eigenaardige blik op zijn gezicht. Hij slikte en spoelde het voedsel weg met een slok van zijn bordeaux. ‘Het zal wel een tijd geleden zijn dat we vlees op tafel hadden,’ zei hij voorzichtig. ‘Ik ben de smaak ontwend.’
‘Het is geen kat, vader,’ stelde Julia hem gerust. ‘Het is oud lamsvlees, om precies te zijn. Ik heb het gisteren zelf bij de slager gehaald. Ik maakte maar een grapje.’
‘Heb je het hem zelf in stukken zien snijden?’ Meneer Martin was niet overtuigd. ‘Weet je het zeker?’
‘Nee, dat heb ik niet gezien; en ja, ik weet het zeker. Kijk.’ Ze stopte een hap in haar mond en kauwde energiek. ‘Beslist lamsvlees,’ bevestigde ze. ‘Heerlijk oud, stevig, uitgedroogd lamsvlees. Precies zoals u het lekker vindt.’
Hij lachte. ‘Fijn om de oude Julia terug te hebben. Ik heb je gemist – met slechte grappen en al.’
Ze reikte over de tafel en gaf een kneepje in zijn hand. ‘Het spijt me als het moeilijk voor u was. Ik denk dat het gewoon allemaal te veel tegelijk was – legertroepen die de stad overspoelen, overal hongersnood, al die ziekte…’
‘Morgans dood,’ voegde hij er zachtjes aan toe.
Ze knikte.
‘En daarna heb jij zijn weduwe helemaal naar Liverpool gebracht, haar op het schip naar Amerika gezet en beloofd voor haar kindje en haar oude vader te zorgen.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Zo’n zware last voor zulke jonge schouders.’
‘Niet zo zwaar als de last die zij draagt.’ Julia ging rechtop zitten. ‘Als God wil, zal ze het halen. Als ze maar niet nog steeds op zee zit in de winter.’
‘Ga je binnenkort naar Cork om te kijken hoe het met de anderen gaat?’
‘Zodra ik weg kan. Ze hebben vast meer voedsel en andere voorraden nodig. Morgans zus leidde dat klooster helemaal alleen, en eerlijk gezegd vertrouw ik pastoor Sheehan niet; volgens mij sluit hij de boel nu ze nog maar met een paar mensen over zijn.’
‘Wat zou er met de kinderen gebeuren?’
‘Naar het armenhuis, waarschijnlijk, of ze worden aan hun lot overgelaten.’ Ze zuchtte en duwde haar bord weg.
‘Ik weet dat het moeilijk voor je is om een goede maaltijd te hebben terwijl anderen verhongeren,’ zei hij tegen haar. ‘Maar je helpt hen ook niet door je eten te laten bederven. Eet het nu maar op, dan heb ik misschien een cadeautje voor je.’
‘Het is toch niet nóg een leeuw, hè?’
‘Nee, lieverd,’ grinnikte hij. ‘Wacht even…’ Hij rommelde in zijn vestzak en overhandigde haar toen een gouden doosje. ‘Hier. Vrolijk kerstfeest, mijn liefste Julia.’
Ze opende het voorzichtig en haalde er een gouden kettinkje uit met een verfijnd kruisje eraan. ‘Van moeder,’ zei ze en haar ogen vulden zich met tranen.
‘Je weet dat we allemaal bijna geëxcommuniceerd zijn vanwege haar pamfletten over geboortebeperking,’ bracht meneer Martin haar in herinnering. ‘Maar ze was toch een zeer godsdienstige vrouw; elke ochtend liet ze dit kruis om haar nek glijden. “De wapenrusting Gods aandoen” noemde ze dat.’ Hij zweeg even. ‘Jij hebt zo veel doorgemaakt, lieverd,’ zei hij zachtjes. ‘Ik dacht dat jij wel een beetje extra wapenrusting kon gebruiken.’
Ze liep naar hem toe, knielde naast zijn stoel en sloeg haar armen om zijn middel.
‘Kom, kom.’ Hij streek haar haar glad. ‘Je lijkt zo veel op haar, weet je. Ik heb jullie tweeën altijd reusachtig bewonderd.’
Ze keek naar hem op. ‘Ik heb ook iets voor u.’ Ze stopte een ingelijst miniatuurtje in zijn hand. ‘Dit heeft ze vlak voor haar dood laten schilderen. Het moest een verrassing voor u zijn, dus verstopte ze het in mijn la. Ik vond het weer toen ik terugkwam uit Liverpool.’
‘O, Julia.’ Hij kon zijn ogen er niet van afhouden. ‘Kijk toch eens hoeveel jullie op elkaar lijken.’
Julia schudde treurig haar hoofd. ‘Nee, vader; weet u niet meer dat iedereen door haar betoverd werd? Ze was zo bijzonder mooi.’
‘Precies.’ Hij hield het portret naar voren en voor de eerste maal keek Julia werkelijk naar de vrouw die haar moeder geweest was. Ze herkende de koppige vorm van haar kin en de intelligente humor in haar ogen; precies zulke ogen als Julia zelf had.
‘Ik mis haar,’ zei ze toen.
‘Ik mis haar ook, maar o, wat ben ik God dankbaar dat ik haar dochter heb!’ Meneer Martin kuste Julia op haar voorhoofd. ‘Sta nu maar op en eet je kat op voordat hij koud wordt.’
Ze schoten allebei in de lach en aten hun warme maaltijd op. Daarna zaten ze de hele middag bij de haard, genoten van elkaars gezelschap en van de rest van de bordeaux en sloten – korte tijd– de zware last van de wereld buiten.